Volgens onderzoek uit de eerste helft van de twintigste eeuw is het begrip van klok- en kalendertijd voorwaardelijk voor de ontwikkeling van historisch tijdsbesef en komt een volwaardig tijdsbesef pas vanaf ongeveer 11-jarige leeftijd tot stand. Dat komt overeen met de formeel-operationele fase van de ontwikkelingstheorie van Piaget.
Uit recenter onderzoek blijkt echter dat kinderen al vanaf de kleuterleeftijd veranderingen in de tijd kunnen onderscheiden op basis van bijvoorbeeld vervoer, kleding en bouwstijl. Deze onderzoeken tonen aan dat de ontwikkeling van historisch tijdsbesef iets anders is dan het leren van klok- en kalendertijd; naast een ontwikkelingsproces is er sprake van een leerproces.
Engelse scholen sluiten hierbij aan, met een start van geschiedenisonderwijs in year 1, bij leerlingen van 5 jaar. In Nederland daarentegen, start het geschiedenisonderwijs op de meeste scholen pas als leerlingen ongeveer 9 jaar zijn.
Ik ben het eens met het recentere onderzoek. Kinderen kunnen op jongere leeftijd al onderscheiden wat ‘ouderwets’ is. Wanneer je ze zwart/wit foto’s laat zien van vroeger, beseffen zij zich al dat deze foto’s niet uit het heden komen. Dat zij hier nog geen datum en/of tijd aan kunnen koppelen, staat los van het historisch tijdsbesef. Wel denk ik dat kinderen op latere leeftijd een passendere tijdslijn aan kunnen koppelen.
Ik vind dat kinderen in bijvoorbeeld de onderbouw al wel bezig kunnen zijn met geschiedenis, natuurlijk in grote lijnen en op een makkelijk niveau. Vaak vinden kinderen dit ook erg interessant, denk aan de middeleeuwen; tijd van ridders en prinsessen.
Ik zou het wel simpel houden en op chronologische volgorde vertellen.